vrijdag 10 juni 2011

Mijn eerste korte verhaal

Een aantal dagen terug kreeg ik een idee voor een verhaal. Ik heb het uitgewerkt en nou ja, ik ben heel erg benieuwd naar jullie commentaar. Schroom niet om te schrijven wat je ervan vindt. Over het onderwerp, de schrijfstijl, nog taalfouten ontdekt misschien? Ik hoor het graag van jullie. Ook als je er niets aan vindt, is commentaar welkom.
Veel leesplezier.

Bezoek

De vrouw zat in een stoel. Een beetje ineengedoken, haar handen in haar schoot. Het was stil in de kamer en bijna schemerig op deze winterse namiddag.


Ze keek naar haar handen. Het waren goede handen geweest. Sterk en krachtig, nauwkeurig, zowel hard als liefdevol. Deze handen waren nu gerimpeld, de huid als die van een olifant, los geplooid om botten, pezen en spieren. Stram en onwillig nu, terwijl ze ooit soepel en zacht waren geweest. Ach haar handen ...


De vrouw had zich nauwelijks bewogen in haar stoel. Ze wachtte. Waarop wist ze zich niet meer te herinneren. Kreeg ze bezoek? Kwamen ze haar halen? Ze zocht door haar gedachten als bladzijden van een boek, ze had het toch geweten?


Deze middag hadden ze haar geholpen zich in haar nette kleren te hullen. Een mooie pantalon, een keurige hooggesloten blouse en een wollen vest. Het moest dus wel bijzonder zijn als ze haar mooie kleren aanhad. En toch wist ze niet meer waar ze op wachtte. Ze wachtte zo veel de laatste tijd, zittend in haar stoel.


Ze keek nogmaals naar haar handen. Ze zagen er jong en glad uit. Ze gleden over de vacht van de zwart-witte hond, genietend voelen van de zachtheid van het haar. Zijdezacht bij de flanken en toen haar handen verder gleden was het haar stugger bij de staart. De hond draaide zich genotvol op haar rug en toonde haar buik. Dat deed ze als ze eens lekker geaaid wilde worden. De handen gleden naar de zachte huid van de buik en kriebelde langs de poten. Weer draaide de hond zich om en nu likte ze de handen, tussen de vingers en over haar handpalmen. Het kriebelde en ze giechelde. ‘Gekke hond’,  en ze boog zich voorover met haar neus op de zachte hondensnuit, haar handen ondertussen naar de zachte flaporen. Ze kon zich nog steeds herinneren hoe de hond had gevoeld en hoe dol ze op haar was geweest. Ze had meer honden gehad, maar deze herinnerde ze zich het best. Het was een eigenwijs beest geweest met streken. Gek dat ze dat allemaal nog wist.


Weer fladderden haar gedachten weg. Waarom zat ze hier? Om houvast te zoeken gleden haar ogen door de ruimte, maar vonden geen aanknopingspunten. Haar blik gleed weer naar beneden en kwamen uit bij haar handen. Haar handen wisten het allemaal nog.


Hoe glad was de huid van zijn billen. Haar handen gleden over de ronding beginnend bij de kuiltjes van zijn rug, naar beneden de ronding volgend tot aan zijn dijen. Zo glad, zo heerlijk gespierd dat ze bijna niet kon stoppen die billen te strelen. In een impuls greep ze met beide handen een bil en kneedden ze. Haar handen gingen verkennend verder langs zijn dijen, knieholtes en kuiten. Zijn huid en spieren waren zo mooi om te zien. Met haar mond volgde ze de weg van haar handen. Ze masseerde zijn kuiten en nam toen een voet in haar handen. Voorzichtig boog ze voorover en nam een teen tussen haar lippen, erop sabbelend.


De vrouw smakte met haar lippen. O ja, wat waren ze toen verliefd geweest op elkaar. Helemaal wild. Ze zuchtte en keek naar haar handen die hem hadden liefgehad. Ze had geluk gehad met hem. Haar blik gleed weer de kamer rond. Maar inmiddels was het zo donker geworden dat ze bijna niets meer zag. Alleen haar handen lichtten bleek op, gevouwen in haar schoot.


Ze voelde de glibberige natte huid toen ze haar de baby gaven. Haar handen hielden hem vast onder het hoofdje en de billetjes. De baby huilde met dichtgeknepen ogen en maaide met zijn gebalde vuistjes. Het lijfje was warm en zacht. Ze duwde de baby tegen haar borst. Ze snuffelde aan zijn hoofdje dat bedekt was met blonde donshaartjes. Haar zoon, van haar. Een heftig beschermend gevoel overviel haar en ze hield de baby nog steviger vast. Haar neus en lippen op zijn hoofdje, haar handen die zijn lijfje ondersteunden. Ze had lang op hem gewacht. Samen gewacht en gehoopt. Haar opluchting en blijdschap waren zo groot toen hij er eindelijk was. Haar eerdere angsten waren verdwenen. Daarvoor in de plaats kwamen andere angsten en vreugdes. Langzaamaan terwijl ze haar opgroeiende zoon volgde. Haar leven was voorgoed veranderd al besefte ze dat niet zo.


Waarom was het zo donker? Kwam haar zoon haar halen? Natuurlijk was hij nu een middelbare man, maar toch zag ze nog steeds het jongetje in hem dat hij ooit was geweest.  Een lieverd, maar ook een driftkikker. Dat temperament kwam van haar, zei iedereen. Was dat wel zo? Er waren wel meer temperamentvolle excentriekelingen in haar familie, maar ook in die van haar man.


Haar man, minnaar en maatje…  Ze dacht na over hem. Waar was hij nu, kwam hij ook? Ze keek nogmaals de kamer rond. Het was bijna donker nu. In de hoek had men een lampje aangedaan. Maar het licht bereikte haar stoel niet. Ze keek weer naar haar handen die bewegingloos in haar schoot lagen. Iets ontglipte haar weer, ze had het bijna te pakken gehad, maar nee het was weg in de wazige beelden in haar hoofd.


De deur ging open. Een verzorgster kwam binnen en boog zich over haar heen. ‘Mevrouw Duyn, wat zit u hier in het donker. Wacht ik doe nog een lampje aan. Gaat alles goed met u mevrouw? Zit u nog lekker of zal ik u even helpen verzitten? Ik heb hier een kopje thee voor u. Ik zet het hier voor u neer, zodat u er goed bij kunt. Uw zoon belde nog. Hij is iets verlaat, zei hij, het duurt een half uurtje langer. Als er iets is, dan belt u hè? Het knopje zit hier. ‘


De vrouw wilde iets zeggen tegen de verzorgster die maar doorratelde en wat schikte aan haar vest en het snoer van het belknopje.


Oh, hij komt me halen, dus toch, dacht de vrouw, ze wilde nog wat vragen, maar voordat ze de woorden in haar hoofd op een rij had kunnen zetten, was de verzorgster al omgedraaid. Ik moet nog even wachten. Kwam haar man nog mee? Dát had ze willen vragen. Ze keek naar haar handen en zag de twee gouden ringen om haar ringvinger. Haar trouwring en die van hem. Ze wist het weer. Hij was dood gegaan. Zomaar ineens omgevallen. Ze had aan hem geschud, gegild, geschreeuwd, gehuild,  hij was weg en kwam niet meer terug. Zo oneerlijk, zo onverwacht, ze was kwaad op hem geweest. Je hebt me in de steek gelaten, had ze gedacht. En nu…. Wat moet ik nu zonder jou? Nu herinnerde ze zich het allemaal weer. Hoe haar handen zich op zijn borst hadden gevouwen, gepompt onder zijn ribben. Ze had geteld en hem dan weer beademd. Terwijl de paniek steeds groter werd. Het mag niet, blijf hier, blijf bij me alsjeblieft blijf bij me. De vrouw voelde iets nats over haar wangen. Tranen, nog steeds als ze eraan dacht. Geen snikken, geen brok, alleen de tranen die zacht over haar wangen liepen. Na twintig jaar nog steeds tranen. Ze veegde ze weg. Als ze eraan dacht was ze weer daar en beleefde ze het allemaal weer. Ze schudde haar hoofd om haar gedachten weg te schudden. Nee, nee, waar was ze nu? Ze wist dat ze wachtte. Steeds glipten de gedachten weer weg en kwamen ook weer terug. Het deed pijn in haar hoofd als ze zo moest denken. Hoe zat het ook al weer? Wat zei de verzorgster ook al weer? Haar zoon..?


‘Ma, hier is ze. Je kleindochter. Pak haar maar, toe maar.’ De baby werd in haar armen gelegd. Met haar ene arm en hand ondersteunde ze het kind. Haar andere hand streelde het hoofdje, de wangetjes. Met haar vingers volgde ze de contouren van het hoofdje en eindigden bij de geplooide lipjes. De baby opende in een reflex haar mondje. Ze bracht haar wijsvinger naar de lippen en het meisje zoog toen hard op haar wijsvinger. Wat een kracht in dat kleine mensje. Ondertussen bestudeerde ze het gezichtje van de baby, dat nog verfrommeld was door de geboorte. De baby deed haar ogen open. Blauwe ogen zoals een zuigeling ze heeft. Heel aandachtig keek de baby haar strak aan. Het duurde een eeuwigheid voor de oogjes weer dichtgingen. ‘Ze is heel mooi’, zei ze. ‘Ik ben erg blij voor jullie en zelf ben ik ook blij. Hoe gaan jullie haar noemen?’


En kwam Renée ook mee? Dat zou ze leuk vinden. Vaak kwam ze zomaar langs, voor een praatje.


De bel ging, net nu ze met haar handen in het kleverige deeg zat. Aan dit moment had ze een hekel. Het begin van het kneden als alles nog niet goed door elkaar heen zat en plakkerig was. Weer ging de bel.


‘Jahaa, ik kom eraan!’ Mopperend probeerde ze de deegklonten van haar handen te krijgen. Dat lukte niet helemaal. ‘Ja, ik kom al, ik kom.’ Snel pakte ze een theedoek en liep naar de deur, onderwijl haar handen afvegend. ‘Ha Oma! Heb je tijd? Zal ik meehelpen met het brood?’


‘Dat is goed meisje. Maak jij de 2e portie.’ Ze ging terug naar de keuken, schonk wat limonade in en gaf een glas aan Renée. Daarna gingen haar handen weer terug naar het deeg. Kneden, drukken, kneden. Haar handen waren ritmisch bezig net zolang tot het deeg elastisch en niet meer plakkerig was. Ze pakte de ingevette schaal om het deeg te laten rijzen. Ondertussen vertelde Renée over school. De gewone dingen, ruzietjes en plagerijen, klieren in de les.


Hoe lang was dat nu geleden? Niet zo lang toch?


Ze keek opnieuw naar haar handen. Ze werd een beetje moe van het wachten en had dorst. Naast haar stond het vergeten kopje met thee. Ze hoorde geluiden in de gang, stemmen en voetstappen.


De deur ging open en er stapten twee mensen binnen. ‘Hallo Oma, daar zijn we dan.’ Twee koude handen pakten die van haar vast en een koude wang beroerde die van haar. ‘Sorry, we zaten in een file. Er was een ongeluk gebeurd. Kijk, hier is papa.’


‘Dag ma.’ Opnieuw koude handen en koude lippen op haar wang. O ja, dit waren haar zoon en kleindochter. Had ze op hen gewacht?


Ze pakten er twee stoelen bij en gingen zitten. Ondertussen pratend. Ze luisterde maar half, soezerig. De stemmen vervaagden. Achter zich ontwaarde ze een schaduw die dichter bij leek te komen. Een stem zei in haar oor ‘Ben je klaar om te gaan?’ Deze stem kende ze. De stem van haar man, die in haar oor fluisterde: ‘Kom, we gaan.’ Ze glimlachte, dat was het sein om even tijd voor elkaar te hebben. ‘Kom, we gaan, mijn lief’, drong de stem aan. Ze knikte en zuchtte. Het werd donkerder om haar heen.

‘Papa, kijk hoe Oma lacht.’